Als feestredenaar vanwege ons 14e lustrum sprak Thijs Lijster tot ons. Een inleider die zorgvuldig weet om te gaan met een beamer. Jammer genoeg haperde onze technische zelfredzaamheid om vlekkeloos te kunnen starten, maar het vervolg maakte veel goed.
De spreekbeurt van Thijs ging vooral over de muziekopvatting van Theodor Adorno, zoals bekend, net als zijn veel te vroeg gestorven compaan Walter Benjamin, een getormenteerde ziel die worstelde met zijn tijdsgewricht, het eerste driekwart van de 20e eeuw. Hoe kan het ook anders als Joods intellectueel in het Duitsland van toen.
De piepende en krakende relatie tussen muziek en filosofie – zoals Adorno dat zag – wordt exemplarisch geïllustreerd door de opera van Schönberg; Mozes en Aaron met het dramatische motto: Die Musik soll nicht schmücken, sie soll Wahr sein. [Muziek moet niet opleuken, maar waar zijn. W.S.]
Mozes representeert in dezen de filosofie, Aaron de muziek. Mozes, de stotteraar die niet uit zijn woorden kan komen, naast de pleaser Aaron. Mozes, doordrongen van de verhevenheid van Gods waarheid, naast Aäron die het klagende volk wil koesteren. De stenen tafels met de veeleisende tien verplichtingen, naast het Gouden Kalf rondom welke je orgastisch kunt feesten.
Het is ondoenlijk gedetailleerd in te gaan op Adorno’s gecompliceerde houding en uitleg. Thijs Lijster kan het voortreffelijk, ook al moest hij vanwege de tijd – ons lustrum vroeg ook om een hapje en een drankje – zijn lezing inkorten.
De indringende en uitnodigende vragen na de pauze beantwoordde Thijs met verve.
‘Musik soll wahr sein’, of – de doordenker die later voorbij kwam – ‘De muziek van Schönberg bestrijdt de pretentie dat het algemene (= de filosofie) en het bijzondere (= de muziek) verzoend zijn.’ geven ons voldoende stof tot nadenken in blijde verwachting van vrijdagavond, wanneer we ons lustrum besluiten met het concert in de oude kerk van Zeist.
Warrie Schuurman