Bilthovense Kring, maandag 11 december 2023
Als weinig anderen beheerst Hans Schnitzler het onderwerp waarvoor we hem hebben benaderd:
Hoe is de waarheid in het geding in ons digitale tijdperk?
Welbespraakt, met een glasheldere dictie en in soepel samenspel met virtuele dia’s praat hij ons bij over het samenspel tussen mens en techniek toegespitst op de digitale revolutie, de innovatieve rollercoaster die de mens, in de woorden van Günther Anders, maakt tot een antiek meubel in een met modern design ingerichte kamer.
Anderzijds is ook waar hoe snel wij in deze digitale wereld mee veranderen. Dat toont een TV-flits uit 1998 waarin Frans Bromet voorbijgangers vraagt of ze al een mobieltje hebben en zo nee of ze die niet zouden moeten aanschaffen. Vrijwel eensgezind wordt er gereageerd met: ‘Ik zou niet weten waarom ik zo’n ding nodig heb’. Hoe naïef!
Moet je nu kijken, 25 jaar later. Zonder mobiel en de hele digitale mikmak eromheen menen we dat onze wereld zou instorten. Een krasse illustratie van Marshall McLuhan’s: First we shape our tools, thereafter they shape us.
Zorgelijk constateert Schnitzler dat we meer en meer gereduceerd worden tot ‘inforgs’(Luciano Floridi), organismen die voortdurend informatie uitwisselen; de mens als data genererende entiteit die zich voegt naar het internet der dingen met een schier onblusbaar geloof in techniek, een marionet in plaats van een zelfbewust kritisch levend wezen.
Schnitzler wijst op de wereld buiten ons hoofd die onze aandacht opslokt, hoe onze digibesitas een detox behoeft om nog toegang te (kunnen) krijgen tot een aandacht die zich richt op wat er echt toe doet.
We (dreigen rond te) tollen als mensen zonder eigenschappen, als een niets zonder einde, onszelf verliezend in zelfhypnose, machinale activiteit, kleine genoegens, kudde-organisatie en het excessief uiten van gevoelens.
Wat te denken wat te doen?
1. Doorheen deze treurnis over het techno-nihilisme houdt Schnitzler desniettemin het oog gericht op menig initiatief waardoor de herinnering aan Friedrich Nietzsche, de tragische profeet van Sils Maria met zijn ‘Blijf de aarde trouw!’ levend blijft.
2. Uw recensent peinst in deze zijn terugblik: Zou het wat zijn om een ‘poetiek’ te ontwikkelen:
een samenspel van leefmilieu, van plant en dier – inclusief mens –, waarin traditie, het bewerken van het land, ambacht, wetenschap, kunst, poëzie en politiek – onderscheiden maar ongescheiden – elkaar vinden om samen te werken en te leven. Het lijkt me dat onze demissionaire minister van onderwijs, Robbert Dijkgraaf, de brille, de nederigheid en de voorkomendheid in huis heeft om ons voor te gaan bij zo’n aanpak.
Warrie Schuurman