Bilthoven, 12 februari 2024
Gijs van Oenen, auteur van Culturele veldslagen, Boom 2022 verzorgt deze avond de inleiding.
Het boek en de lezing gaan over de constanten en de verschillen die zich hebben gemanifesteerd in de culturele ontwikkeling van de Europees-Westerse beschaving sinds de Eerste Wereldoorlog.
Hoe men daar min of meer filosofisch op heeft gereageerd in de twintiger en dertiger jaren van de twintigste eeuw – vooral Walter Benjamin met zijn esthetische filosofie en Antonio Gramsci met zijn ideeën over cultuurmarxisme – , hoe erover is nagedacht door postmoderne filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida in de tweede helft van de twintigste eeuw en hoe wij daar nu middenin zitten, omdat onze liberale democratie zich geen raad weet met het fanatieke ‘wokisme’ enerzijds en het hatelijke reactionaire geblaat anderzijds.
Van Oenen heeft er veel werk in gestoken. De literatuurlijst van zijn boek is indrukwekkend. En doorheen het boek illustreert Van Oenen overvloedig hoe men in Europa en later ook in Noord- Amerika met deze materie worstelt in intellectuele kring en daarbuiten.
Redelijk oordelen, kritische zin, tolerantie, zekerheden waarop je gezamenlijk kunt terugvallen om maatschappelijke cohesie en gemeenschapszin te bewaren voelt men gaandeweg onze moderne culturele ontwikkeling door de vingers glippen.
Wat moet je beginnen zodra je met een tegenwerping durft komen of een alternatief perspectief wilt voorhouden, je stante pede wordt toegevoegd: ‘Zo kun je niet met me omgaan, ik voel me onveilig!’
Meer en meer verdwijnt een consensuele bedding voor de stroom aan conflicten en tegenstellingen in het publieke bestel. De soliditeit van elke sociaal-culturele normaliteit is op losse schroeven komen te staan.
Een tragische ondertoon begeleidt het verhaal dat Van Oenen ons voorhoudt. De door ons gekoesterde liberale democratie staat met lege handen.
Juist uit overwegingen van rechtvaardigheid kan en mag geen enkel kader of perspectief worden aanvaard als algemeen geldig, omdat dit altijd normerend werkt en daarmee potentieel geweld doet aan de manier waarop enige partij in die strijd zich ‘autonoom’ wenst te identificeren.
Juist uit overwegingen van rechtvaardigheid moet het ervaren onrecht – vanwege klasse, seksisme, kleur, racisme… – met kracht naar voren worden gebracht, evenwel zonder dat een perspectief kan worden geboden van waaruit dat beslecht kan worden.
Rechtvaardigheid eist niet alleen dat onrecht wordt aangeklaagd, maar ook dat ieder kader waarbinnen dat kan worden begrepen of hersteld ontbreekt.
Het is geen wonder, vind ik, dat we na de pauze slechts timide, aarzelende vragen konden ophoesten. De materie vereist herkauwen, want het is niet gebruikelijk om zo naar het tragische falen van onze cultuur te kijken.
Zeist, Warrie Schuurman